Loading...
Froggel en de hond in de auto 2017-05-15T08:31:00+00:00

Froggel en de hond in de auto

Na een verkoelende duik in de vijver, klimt Froggel weer op de kant. In het hoge gras heeft hij een heerlijk plekje gevonden om zijn groene huidje te laten drogen. Maar al snel is het te warm. Het is rond het middaguur en de zon staat op zijn hoogst. ‘Phoe he wat is het heet,’ zegt Froggel in zichzelf als hij met de rug van zijn hand de zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd wrijft. Zelf onder zijn petje is het nattig van de warmte. Hij besluit om een even een ijsje te gaan kopen in het dorp. Vrolijk loopt Froggel door de straten en geniet van de zachte wind langs zijn lijfje. ‘Hallo, buurvrouw. Wat een heerlijk weertje he!’ roept hij naar een mevrouw op de fiets, ze knikt hem toe. ‘Dat heb je altijd in de zomer,’ denkt Froggel. ‘Dan is iedereen vrolijk, bijna net zo vrolijk als ik. Was daar niet een liedje over?’ Bij de ijscoman vraagt Froggel een ijsje met twee bolletjes. Eén met aarbeien- en één met chocoladesmaak. Genietend loopt hij zijn route weer terug. Hij neuriet, likt aan zijn ijsje en zwaait iedereen vriendelijk gedag. Opeens hoort hij een paniekerig geblaf. ‘Waf, waf, ik wil eruit, laat mij eruit…’ Froggel kijkt om zich heen en ziet niets. Hij loopt verder, maar hoort het geblaf nu nog dichterbij. ‘Heet, heet, veel te heet,’ blaft de hond. Froggel loopt op geluid af. Het komt uit een kleine zwarte auto. Froggel ziet een grote langharige hond in de auto. Hij krabbelt aan de ramen en blaft hard. ‘Ik wil eruit, help, helup’. Froggel laat van schrik zijn ijsje op straat vallen en rukt aan de portieren. Potdicht. ‘Wat moet ik doen,’ denk hij terwijl hij verschikt om zich heenkijkt. Er is niemand in de buurt. De hond blaft steeds zachter en raakt uitgeput. Hij gaat hijgend op de achterbank van de auto liggen. Froggel probeert helder te denken. In een flits weet hij het. Het is wel niet zo netjes, maar de hond moet nu gered worden; het is een noodgeval. Froggel pakt een grote steen van straat en tikt er hard mee tegen de autoruit. Na drie keer flink rammen, gaat de ruit kapot. De hond springt met zijn laatste kracht door het gat in de ruit en valt op straat en blijft stil liggen. Froggel knielt bij de hond neer, strijkt hem door zijn warme vacht en vraagt; ‘gaat het? Kan ik nog iets voor je doen?’ De hond kijkt de kikker verdrietig aan en zegt hijgend ‘water, ik heb water nodig.’ Froggel snelt naar de sloot en schept wat water in zijn handen. De hond slurpt het dankbaar op. Ondertussen is er een aantal mensen rondom de hond en de kikker komen staan. ‘Wat is hier aan de hand,’ roept één meneer. ‘Bello, wat is er met je..’ De man komt naast Froggel zitten en kijkt bezorgd naar de hond. ‘Meneer, u weet toch dat een auto in de zon zo heet als een oven wordt? Bello had wel dood kunnen zijn.’ De man kijkt schuldbewust naar de strenge kikker. ‘Maar, ik was maar heel eventjes weg,’ Froggel wijst naar de hond, ‘Zelfs eventjes is te lang.’ De hond heft zijn hoofd en legt een grote poot op Froggel zijn knie. ‘Het is al goed, groene kikker, mijn baas is zo geschrokken. Hij zal het nooit meer doen.’ De man knikt bevestigend. ‘Weten jullie wat? Om het goed te maken krijgen jullie allebei een heerlijk ijsje!’