Froggel en De Teek
Het is een druilerige zaterdagmorgen en Froggel rekt zich uit. Als hij één oog open doet ziet hij een klein straaltje grijs zijn kamertje vullen. ‘Nog even denk hij, en kruipt onder zijn warme dekbed. Met één rond vingertje kriebelt hij aan zijn neus. Hij kriebelt nog eens en gooit dan in één beweging zijn warme deken van zich af. Rechtop staat hij in zijn bedje en kijkt naar zijn neus. ‘Wat is dát?’ roept Froggel hard tegen zichzelf. ‘Een druif, die groeit op mijn neus, dat kan toch niet?!’ Hij springt zijn bed uit en gaat voor de spiegel in de badkamer staan. ‘Getverderrie, wat is dat nou toch?’ Gisteren toen Froggel zijn tandjes poetste was er nog niets aan de hand. Geen sproet, geen vlek, niets. En nu? Een gitzwart balletje siert zijn platte neusje. Een dikke traan rolt over zijn gezicht naar beneden. ‘Nu zie ik er voor altijd gek uit…’ huilt hij. Vanuit zijn slaapkamer komt een zacht snorrend geluidje. Het is Mies de poes die aan Froggels’ voeteneind ligt te ronken. ‘Miehies’, roept Froggel luid. ‘Mies, moet je nu eens zien.’ Mies rekt zich eerst eens uitgebreid uit en is dan wel bereid om even te kijken naar de arme Froggel. ‘Ach joh, stel je toch niet zo aan,’ zegt ze vanuit de hoogte. Froggel kijkt beteuterd. ‘Kom op nou Mies, zeg nu zelf; ik zie er niet meer uit!’ Mies slaakt een hoog gilletje van pret. ‘Froggel, het is een teek,’ terwijl ze aanstalten maakt weer lekker verder te slapen. ‘Een wat?’ vraag Froggel verbaasd. ‘Een teek,’ zegt de geïrriteerde poes. ‘Je weet wel, zo’n soort spinnetje dat als het je bijt een tijdje leeft van jouw bloed.’ Froggel huivert, dat klinkt naar. ‘Dus het gaat wel weer weg?’ Mies doet nog even een oog open en antwoordt met een zucht: ‘Jaha, tuurlijk. Ik heb ze zo vaak. In het kastje van de badkamer ligt een speciaal tangetje om ‘m eruit te wippen.’ Angstig gaat Froggel op zoek. Hij rommelt in ieder laatje totdat hij het vreemde tangetje vindt. ‘Wat een gek ding.’ Denkt hij. Het ziet eruit als een pen, maar als je op het knopje drukt komen er twee grijpertjes uit. ‘Even lezen.’ Klem de grijpertjes om het lijfje van de teek en trek de teek eruit. Controleer of er geen pootjes achtergebleven zijn, staat er in de beschrijving. Voor de spiegel voert Froggel zijn operatie uit. Het lukt, zomaar in één keer. Hij kijkt nog even of er geen gekke wriemelende pootjes uit zijn neus steken, maar nee, alles is weg. Wat een opluchting. ‘Kijk Mies,’ roept hij, terwijl hij de slapende kat in haar zij prikt. ‘Wat moet ik zien? Ik zie niets,’ bromt de poes. ‘Hihi, dat is nou precies de bedoeling,’ lacht Froggel. ‘He maar Mies, waar kwam die teek nu eigenlijk vandaan?’ vraagt de kikker. ‘Tja, hoe moet ik dat nu weten,’ zegt Mies, ‘die kun je overal zijn opgelopen. Misschien wel uit een struik gevallen, net toen jij er langsliep of misschien heb je wel weer in de hooiberg liggen slapen?’ Froggel kijkt nadenkend. ‘Ja, dat zou kunnen. Maar kan hij niet uit het gras gekomen zijn?’ Froggel denkt aan gisterenmiddag toen hij zat te vissen aan de waterkant. ‘Dat zou kunnen, maar dan was het wel een domme teek,’ grapt Mies. ‘Dan had hij beter in je bil kunnen happen!’.